Vandaag geeft EenVandaag aandacht aan een onderzoek naar de winsten met windprojecten die ook subsidies krijgen. Voor de zomer van 2021 kwam een eerste deel van dit onderzoek uit. Daarop heeft NWEA uitgebreid gereageerd. NWEA is teleurgesteld dat de onderzoeker vele van de kanttekeningen die we gemaakt hebben niet meegenomen heeft in het tweede deel van het onderzoek. Zo blijft de onderzoeker voor zijn berekeningen uitgaan van een ideale wereld waarbij ontwikkelaars een windmolen kunnen plaatsen op de beste plek waar het meest waait en met de beste hoogte en grootte. En dat is een theoretische wereld. Vanuit die verkeerde aanname adviseert hij om per project specifiek de subsidie vast te stellen op basis van de condities op die plek. Niet alleen de aanname klopt dus niet, het is praktisch onmogelijk om uit te voeren.
Voor een gedegen berekening van de rendementen moet je kijken naar op bedrijfsniveau en alle kosten en risico’s die initiatiefnemers moeten dragen in hun gehele bedrijfsvoering. Inzoomen op een groep gerealiseerde projecten geeft dus een totaal vertekenend beeld.
SDE wordt vooraf vastgesteld naar de best geldende inzichten qua windsnelheid, innovatie en kostprijs. Achteraf kan dat meevallen, maar ook tegen. Op zee worden op dit moment windprojecten zonder subsidie ontwikkeld. Op land hebben windprojecten het recht op subsidie, maar zo lang de energieprijzen hoog genoeg zijn krijgen ze geen subsidie uitgekeerd. Bovendien heeft de windsector afgesproken om per 2025 ook op land subsidievrij te ontwikkelen. En die ontwikkelingen gaan snel. Want in de meest recente SDE-ronde van dit jaar hebben maar zes windprojecten subsidie aangevraagd, vooral met het idee van onzekerheid in het achterhoofd.
Omdat de wind altijd met andere windsnelheden waait, wisselen de opbrengsten van windparken. Het ene jaar is dat meer dan het andere. Dat is ook nodig want de ontwikkeling van windparken op land is omgeven met risico’s waarbij de overheid dus via subsidies probeert om deze onzekerheden te dempen. Voor elk park wat afgerond is zijn er meer dan tien mislukt of vertraagd. Ook stijgen momenteel de grondstofprijzen, is het lastig om voldoende goed opgeleid personeel te vinden en wordt er kosten gemaakt voor zorgvuldig overleg met de omgeving overlegd. Uit dat overleg komen altijd wensen naar boven die financiële consequenties hebben, zoals een bijdrage voor een omgevingsfonds en kosten voor het zorgvuldig inpassen van een windproject. Bovendien worden in windprojecten regelmatig rekening gehouden met de wensen vanuit de omgeving, zoals in hoogte of bij de locatiekeuze. Daarnaast hebben projecten last van een onzeker speelveld door rechtszaken en politieke discussies die voor vertraging zorgen.
De subsidie van de overheid houdt hier allemaal rekening mee en gaat ervan uit dat de initiatiefnemers al deze kosten dus zelf dragen. Alleen kijken naar de projecten die daadwerkelijk gerealiseerd zijn en bovendien allerlei kosten niet meerekenen zorgt dan voor een zeer vertekenend beeld.
Het is jammer dat de onderzoeker niet de moeite heeft genomen om onze eerdere kritiek mee te nemen. Problematischer is dat niet is gekeken hoe de SDE in de praktijk werkt laat staan dat de theoretische uitkomsten zijn getoetst aan de praktijk. Hierdoor ontstaat helaas een verkeerd beeld van de windsector.
Naschrift 22 december: Inmiddels heeft het Planbureau voor de Leefomgeving ook uitgebreid gereageerd in een artikel op Energeia. De kern van het artikel: “Al met al is het artikel vooral een “partiële analyse” is, aldus het Planbureau. Een dergelijke analyse kan bruikbaar zijn om mogelijke verbeteringen te identificeren, maar niet om absolute conclusies te trekken van het kaliber: €570 mln over-subsidie in een periode van vijftien jaar. “Voor stellige conclusies over absolute oversubsidiëring zouden wij eerder geneigd zijn te kiezen voor een onderzoek dat naar de werkelijk gerealiseerde kosten en baten van windprojecten kijkt”, besluit het PBL.”