De eerste concept Regionale EnergieStrategieën worden momenteel opgeleverd. Enkele hebben een mooie ambitieuze doelstelling voor windenergie. De Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA) is daar natuurlijk erg blij mee, maar waarschuwt als brancheorganisatievoor de gekozen turbines: ze zijn namelijk ouderwets en te klein. Regio’s die uitgaan van 3 MW (MegaWatt) windturbines verkijken zich op deze keuze. Want het is onmogelijk om met deze turbines een rendabele businesscase te bouwen. Een kleinere turbine klinkt misschien sympathiek maar is onhaalbaar. Bovendien kun je met minder turbines toe als je ze groter maakt; 1 grote windturbine oogst veel meer wind dan zijn twee kleinere broertjes samen.

In de concept RES van Amsterdam wordt ook gerekend met 3 MW windturbine. Dat is op dit moment de meest voorkomende windturbine in Nederland. Maar die turbines worden niet meer gebouwd. Tegenwoordig wordt er afhankelijk van de locatie gekozen voor een 4 of 6 MW windturbine. Deze is groter en levert veel naar verhouding veel meer én goedkopere energie op. In het klimaatakkoord (p.166) is een strak kostprijsreductiepad vastgelegd, dat ook als maximum geldt voor de jaarlijkse SDE bedragen. Dat kan alleen gehaald worden als gebruik wordt gemaakt van de modernste windturbines.

Een goede locatie vinden voor een windturbine is best een puzzel. Niet elke locatie is geschikt voor een grotere turbine, bijvoorbeeld vanwege veiligheidscontouren en geluid- en slagschaduw. Het kan dus zijn dat de gekozen locatie voor de 3 MW turbine later moet afvallen en dat er opnieuw begonnen moet worden met het vinden van een locatie. Daarom is handreiking RES 1.1 na overleg met NWEA ook een nu gangbare turbine van 5,6 MW opgenomen. In veel regio’s wordt nog hard gewerkt aan concept-RESsen. Uit de signalen die NWEA opvangt blijkt dat er helaas nog heel vaak met 3 MW turbines wordt gerekend. Ook worden er allerlei onnodige hoogtebeperkingen ingevoerd en wordt soms uitgegaan van onrealistisch veel turbines in één gebied (of strook). Om de RESsen zo goed mogelijk te ondersteunen is de brochure ‘Hernieuwbare Energie op Land’ opgesteld door diverse experts, waaronder NWEA. Onze leden zijn bovendien beschikbaar om binnen de regio’s hun kennis in te brengen zodat er straks zo realistisch mogelijke (concept)RESsen worden opgeleverd.

Provinciaal opgelegde hoogte- en/of rotoroppervlakte-beperkingen leveren een groot probleem voor het behalen van de doelstellingen uit het Klimaatakkoord. Bij het berekenen van de opbrengst moet je rekening houden met de ashoogte, de grootte van de turbine en de windsnelheid. Verlaging van de ashoogte klinkt politiek vaak sexy, maar de vraag is of dit in de praktijk echt wat uitmaakt. Het is bijvoorbeeld heel lastig om het verschil te zien tussen een molen van 160 meter of 200 meter hoog. De effecten op de energieopbrengst zijn echter exponentieel.

Vuistregels

De opbrengst van een windturbine daalt niet evenredig als je de turbine verkleint. Als de wind 2x zo snel waait zit er 8x zo veel energie in. Omdat een windturbine niet in staat is deze energie in de wind volledig om te zetten in elektrische energie is een conservatieve aanname: als de wind 2x zo snel waait haalt de windturbine er 4x zoveel energie uit. En als de wieken twee keer zo groot zijn verviervoudigd de opbrengst. Je kunt dus met minder turbines toe als je ze groter maakt. Ook de hoogte maakt uit. Op grotere hoogte waait het sneller dan op lagere hoogte, waardoor de wind op grotere hoogte dus meer energie bevat. Vuistregels zijn:

Opbrengst van een turbine uitgerekend

Stel je hebt een turbines van 5 MW met een rotordiameter van 130 meter en een ashoogte van 130 meter. Als je uitgaat van een gemiddelde windsnelheid van 7,5 m/s dan draait deze molen gemiddeld 3500 vollasturen (VLU) en levert hij 5MW x 3500 VLU = 17.500 MWh per jaar productie.

Rotordiameter halveren betekent 4 turbines i.p.v. 1 turbine

Stel we zijn op dezelfde locatie en halveren de windturbine (2,5 MW, 65 m rotordiameter) maar behouden dezelfde ashoogte en dezelfde gemiddelde windsnelheid (7,5 M/s). Dan levert deze turbine gemiddeld 4375 MWh per jaar aan productie en heb je dus 4 turbines nodig om dezelfde opbrengst te verkrijgen als één 5 MW turbine.

Ook de ashoogte verlagen betekent ruim 6 turbines i.p.v. 1 turbine

Stel je halveert op dezelfde locatie óók de ashoogte naar 65 meter. Dan wordt de opbrengst per windturbine nóg lager, namelijk 1068 VLU. Dit komt omdat de gemiddelde windsnelheid zakt, namelijk gemiddeld maar 6,3 m/s volgens de windviewer (check b.v locatie Moerdijk hier). Dan heb je dus meer dan 6 windturbines nodig om dezelfde hoeveelheid elektriciteit op te wekken als één 5 MW turbine op dezelfde locatie.