Afgelopen vrijdag presenteerde Minister Wiebes van Economische Zaken & Klimaat in een brief naar de tweede kamer zijn visie op de toekomst van wind op zee. In de brief gaat de minister in op de diverse lopende trajecten, maar een duidelijke visie op wat er nu gaat gebeuren ontbreekt. NWEA mist vooral nog voldoende duidelijkheid voor een positieve, gezonde business case. De minister geeft wel aan met de sector in gesprek te gaan over hoe deze toekomstbestendig kan worden gemaakt. Dit doen wij graag in een nieuw op te richten ‘Wind op Zee Industrie Raad’.

In de brief gaat de minister verder in op de diverse lopende processen, de Noordzee Energy Outlook en het rapport over gecombineerde Wind/Waterstof tenders. NWEA is namens en met haar leden betrokken bij alle processen. De drie belangrijkste voor de komende jaren zijn de mogelijkheden om sneller meer wind op zee te bouwen voor 2030, de ruimte op de Noordzee na 2030 en het versterken van het verdienmodel.

Versnelling voor 2030

In de brief spreekt de minister de verwachting uit dat er voor 2030 in ieder geval één extra windpark van 700 MW nodig is om het wind op zee doel van het klimaatakkoord te halen (49 TWh). Door de verscherpte doelstellingen vanuit Europa zal er waarschijnlijk nog meer nodig zijn. De minister zegt hiervoor te wachten op de uitkomsten van de ‘Studiegroep Klimaatopgave Green Deal’. Aan de hand hiervan zal hij een besluit nemen over een mogelijke versnelde uitrol tot 2030.

Om deze parken te ontwikkelen voor 2030 is het van belang dat er zo snel mogelijk een besluit wordt genomen. Met een doorlooptijd van 7-10 jaar voor projecten van TenneT is er geen tijd om te wachten.

Ruimte op de Noordzee en aan land gezocht

Tegelijk met de brief is het North Sea Energy Outlook (NEO) rapport door de minister aan de kamer aangeboden. Hierin staan twee scenario’s voor 2050 voor Wind op Zee centraal; 38 GW (importafhankelijk) en 72 GW (zelfvoorzienend). Op dit moment wordt in het ‘Programma Noordzee 2022-2027’ voor 27 GW aan ruimte gezocht bovenop de 11 GW die al in de routekaart 2030 staat. De formele consultatie van dit programma start voorjaar 2021. Zodra de ruimte voor 38 GW vol raakt wordt er gekeken naar extra ruimte.

Gelijktijdig aan het zoeken naar de ruimte op zee wordt er ook gekeken naar locaties op land om de opgewekte stroom te ontvangen. Dit gebeurt in het project ‘Verkenning Aanlanding Wind op Zee’ (VAWOZ). De VAWOZ wordt de verbinding tussen de geplande uitrol van wind op zee en het Programma Energie Hoofdstructuren (PEH), waarin de uitrol van energie-infrastructuur op land tot 2050 wordt bestudeerd. Bij al deze processen is NWEA betrokken om de stem van de windsector te vertegenwoordigen.

Versterken van het verdienmodel

Het laatste onderwerp in de brief is het verdienmodel voor wind op zee. Het afgelopen jaar zijn er diverse rapporten gepresenteerd rondom dit onderwerp. De eerste was het AFRY-onderzoek. Hieruit kwam naar voren dat de business case structureel onder druk staat en dat er zonder groei in de vraag naar elektriciteit het risico bestaat dat nieuwe parken niet worden gebouwd. Om dit te voorkomen worden diverse beleidsinstrumenten in het rapport genoemd die dit kunnen voorkomen. De minister geeft in zijn brief aan te gaan kijken naar deze ‘Backstops’, zonder verder in te gaan op de opties hiervoor of de termijn waarop hij deze zal presenteren. Wij helpen de minister graag op weg met onze voorstellen.

In zijn brief roept de minister op om de Wet Wind op Zee spoedig te behandelen in de Tweede Kamer. Wij ondersteunen deze oproep van harte, en verwachten dat de Minister voor de behandeling zijn opties presenteert.

Naast de ‘backstops’ concludeert de minister ook dat de PPA-markt onvoldoende ontwikkeld is in Nederland. Op deze markt sluiten energieleveranciers en grootverbruikers langjarige contracten af voor elektriciteit. Een verdere ontwikkeling van deze markt wordt ook gezien als kans om het verdienmodel te verstevigen.

Wind op Zee Industrie Raad

Als windsector erkennen wij de uitdagingen die voor ons liggen en de oplossingen die we daarin kunnen aandragen. Daarom pleiten wij voor het oprichten van een high-level ‘Wind op Zee Industrie Raad’ waarin de CEO’s van de grote ontwikkelaars met de overheid praten over het gezamenlijk oplossen van de uitdagingen rondom wind op zee. Denk hierbij aan het verdienmodel, de rol van waterstof en tenders van de toekomst; onderwerpen die de minister in zijn brief ook al aanhaalde.

In het Verenigd Koninkrijk is dit overlegmodel al succesvol uitgerold. Een van de grootste uitkomsten van de ‘Offshore Wind Industry Council’ is een verviervoudiging van het opgesteld vermogen op zee tot 2030: van 10 GW naar 40 GW. Het daadwerkelijk halen van dit doel kan alleen door goede samenwerking tussen de windsector en de overheid. Daarom heeft deze council daar ook een vast karakter met regulier overleg om de voortgang te bespreken en bij te kunnen sturen. Wij willen dit succesvolle model graag naar Nederland kopiëren.